Pas het wetsvoorstel voor de investeringsverplichting zo aan dat de stimuleringsmaatregel al effect sorteert wanneer de wet pas per 1 juli 2023 in werking treedt. Deze oproep doen partijen uit de audiovisuele productiesector aan de Tweede Kamer.
De investeringsverplichting zou per januari 2023 in werking moeten treden. Die streefdatum wordt helaas niet gehaald: de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer is nog niet afgerond. Een aangepaste overgangsregeling is nodig om te voorkomen dat de audiovisuele sector pas een jaar later dan voorzien kan profiteren van de stimuleringsmaatregel. Onderstaand het voorstel tot aanpassing.
Lees hier de hele brief als pdf.
Geachte Kamerleden,
Op 6 september brachten wij onze aanbevelingen onder uw aandacht voor de behandeling van het wetsvoorstel dat toeziet op invoeren van de Investeringsverplichting. Bijgaand sturen wij u ter nadere onderbouwing een factsheet met een actueel overzicht van investeringsverplichtingen en heffingen in andere landen en de bijbehorende percentages en omzetdrempels.
Wij vroegen u ook ervoor te zorgen dat het wetsvoorstel voor het einde van dit jaar door beide Kamers is behandeld opdat de investeringsverplichting per 2023 in werking treedt. Het lijkt erop dat deze streefdatum niet wordt gehaald. We maken ons hierover grote zorgen. Nederland wordt links en rechts ingehaald door landen die meer vaart maken. Onze internationale concurrentiepositie verslechtert.
Zoals ook uit de antwoorden op uw Kamervragen blijkt, dient de Investeringsverplichting van 4,5% over de omzet van 2024 geïnvesteerd te worden indien het wetsvoorstel pas op 1 juli 2023 in werking treedt. Dit volgt uit de overgangsbepaling in Artikel 9.14g. Dat is een vol jaar later dan voorzien.
Daarom roepen wij uw Kamer op bij de behandeling van het wetsvoorstel de overgangsbepaling aan te passen. Ons verzoek is daarin te regelen dat indien de wet pas op 1 juli in werking treedt,
in ieder geval de relevante omzet over de (tweede) helft van datzelfde boekjaar al bepalend is voor de investering in het daaropvolgende jaar.
Concreet zou het aangepaste artikel 9.14g als volgt kunnen luiden (wijzigingen gemarkeerd):
De relevante omzet, bedoeld in artikel 3.29e, wordt voor het eerst bepaald over het boekjaar dat aanvangt op [] de datum van inwerkingtreding van dit artikel [], of indien het hiervoor bedoelde boekjaar reeds is aangevangen [], over de helft van datzelfde boekjaar.
De opbrengst ten behoeve van investeringen in Nederlands cultureel audiovisueel product zal in dat geval in het eerste jaar (2024) dat wordt geïnvesteerd minder bedragen dan een volledig boekjaar. Dit is echter vele malen beter dan dat er pas in 2025 wordt geïnvesteerd. Te meer daar het overbruggingsbudget dat de Raad voor Cultuur al in 2018 adviseerde is uitgebleven.
Wij zijn u bij voorbaat zeer erkentelijk wanneer u voornoemde aanpassing evenals de punten in onze brief van 6 september bij de behandeling van het wetsvoorstel wil meenemen.
Deze brief is ondertekend door NAPA (Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie), NCP (Nederlandse Content Producenten) en Dutch Academy for Film, mede namens de vakverenigingen ACT acteursbelangen, Dutch Directors Guild, Netwerk Scenarioschrijvers, Nederlandse vereniging van Cinema-Editors en Netherlands Society of Cinematographers.